Aanvullende / vervangende Modelbepaling t.b.v. beheersverordening of beheersreglement
Aanvulling: Artikel 7a (Model Beheersverordening Vereniging van Nederlandse Gemeenten)
Vervanging: Artikel 4a lid 1 en 2 (Modelreglement van de Nederlandse R.-K. Kerkprovincie)
Aanvulling: Artikel 9a (Modelreglement Vereniging Kerkrentmeesterlijk Beheer in de PKN)
Artikel 7a / 4a lid 1 en 2 / 9a 1.1. Een lijk mag uitsluitend worden begraven in een kist of ander omhulsel, eventueel met gebruikmaking van een lijkhoes, die voldoen aan de in de volgende twee leden opgenomen eisen:
1.2. Bij de vervaardiging van lijkkisten zijn voor de volgende onderdelen of bewerkingen de volgende kunststoffen of toepassingen van kunststoffen toegelaten:
1.2.1. Spaanplaat: Verlijmde houtspaanders/houtvezels. Het spaanplaat bevat niet meer dan 10 mg vrij of gemakkelijk vrij te maken formaldehyde per 100 gram plaatmateriaal. Gemeten met de fotometrische methode is dit 8 mg formaldehyde per 100 gram droog plaatmateriaal (normuitgave NEN-EN 120 uit 1991).
1.2.2. Lijm: Verwerkt in houtspaanplaat: ureumformaldehyde-lijm of isocyanaat-lijm; verwerkt in schottenlijm: ureumformaldehyde-lijm en/of PVAC-lijm; verwerkt in perslijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat; verwerkt in constructielijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat.
1.2.3. Lak: Nitrocelluloselak dan wel een combinatielak van nitrocellulose, alkydharsen, en -eventueel - polyesterharsen.
1.2.4. Handgrepen, sierschroeven en andere ornamenten: Handgrepen, ornamenten en accessoires van graf- en crematiekisten dienen uitgevoerd te worden in vergankelijk materiaal, dan wel van buitenaf verwijderd te kunnen worden.
1.2.5. Hoofdkussen of hoofdsteun: Zak van vergankelijk materiaal gevuld met houtkrullen of kartonnen hoofdsteun.
1.2.6. Binnenbekleding: Niet geïmpregneerd papier aan de binnenkant van de deksel en de wanden; katoen, zijde, rayon, of cellulose-acetaat dan wel een mengsel van genoemde stoffen, en wel zo dat de stof van de binnenbekleding niet in één stuk over de bodem en wanden van de kist wordt gespreid, maar dat voor de bodem een los stuk stof wordt gebruikt.
1.2.7. Bodembedekking: Niet-geïmpregneerd papier op de bodem, al dan niet voorzien van een extra celstof onderlegger.
1.2.8. Print en kantenband: Basispapier op edelcellulosebasis met anorganische pigmenten.
1.3 Materiaal voor lijkhoezen dient aan de volgende eisen te voldoen:
1.3.1. Doorlaatbaarheid a. Van water: gedurende zeven dagen voortdurend contact met water van 5°C en 20°C bij pH = 7,0 mag het materiaal niet meer dan 1 mg vloeibaar water per vierkante meter per uur doorlaten, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm. b. Van gas: na veertien dagen mag de doorlaatbaarheid voor gasvormig kooldioxide, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm, niet minder zijn dan 150 ml per vierkante meter per uur en voor zuurstof niet minder dan 200 ml per vierkante meter per uur.
1.3.2. Mechanische eigenschappen a. Treksterkte: de treksterkte van het materiaal en van de lasverbindingen mag niet minder bedragen dan 1 N per millimeter, gemeten volgens norm DIN 53455 of een vergelijkbare norm. b. Vouwbestendigheid: als het materiaal wordt dubbelgevouwen en de vouw gedurende dertig minuten wordt belast bij een druk van 5 N per vierkante centimeter, mag het materiaal in de vouw geen scheur vertonen.
1.3.3. Vorm Gedurende twee jaar opslag bij 20°C mag de krimp in de lengte- en breedterichting niet meer dan 10% bedragen, gemeten volgens norm ASTM: D 2732-83 of een vergelijkbare norm.
1.3.4. Biologische afbreekbaarheid: Het materiaal van de lijkhoezen dient binnen 90 dagen voor meer dan 98% te worden afgebroken, gemeten volgens norm ASTM: D 5338-92 of een daarmee vergelijkbare norm. Daarnaast dienen uit de lijkhoezen, zowel bij de biologische afbraak als bij crematie, geen schadelijke stoffen vrij te komen. Voor zware metalen (Pb, Cr, Ni, Cu, Cd, Zn) en gechloreerde koolwaterstoffen dient voldaan te worden aan de Duitse Bundesgütegemeinschaft-norm RAL GZ 251 of een daaraan gelijk te stellen norm. Voor de bepaling hiervan dient gebruik te worden gemaakt van de norm ASTM: D 5152-91 of een vergelijkbare norm.
1.4 Andere omhulsels dan lijkkisten en lijkhoezen die op het doel van begraven of verbranden zijn afgestemd, zijn toegestaan bij begraven of verbranden mits zij voldoen aan de hierboven gestelde eisen van doorlatendheid voor lucht en biologische afbreekbaarheid voor zover deze omhulsels dan wel onderdelen daarvan niet verwijderd worden voorafgaand aan het begraven of verbranden.
Toelichting bij artikel 7a / 4a / 9a:
1. Op grond van het Besluit op de lijkbezorging 2013 dient een kist of ander omhulsel vervaardigd te zijn van biologisch afbreekbare materialen
2. Op grond van het Besluit op de lijkbezorging 2013 dient een lijkhoes vervaardigd te zijn van biologisch afbreekbare materialen. Omdat niet is vastgelegd binnen welke termijn en op welke wijze dit proces dient plaats te vinden, zijn hiervoor aanvullende bepalingen opgenomen.