Rooms-Katholieke Kerk

De Rooms-Katholieke Kerk kent van oudsher rituelen rondom de uitvaart. Deze rituelen zijn sinds het 2de Vaticaanse concilie (1962-1965) nogal gewijzigd. In dit deel worden de gebruiken beschreven tot dit 2de concilie. In deel 2 wordt de samenstelling en inhoud van de Requiemmis voor dit concilie beschreven en in deel 3 de samenstelling en de inhoud van de Requiemmis na dit concilie. De Requiemmis is de 'uitvaartmis' die wordt opgedragen voor het zielenheil van de gestorvene. De inhoud van de avondwake vindt u bij rooms-katholieke avondwake


Inleiding
Ook hier is de beschrijving globaal. Er kon plaatselijk en regionaal afgeweken worden van de voorschriften. Vroeger was het mogelijk om in zogenaamde klassen een Requiemmis verzorgd te krijgen. De 1ste klasse was dan het meest luxe wat de betreffende R-K Kerk te bieden had. Men kon dan afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden o.a. kiezen voor een mis met 3 heren, een aantal misdienaars, een volledig koor, orgelbegeleiding, volledige rouwaankleding van de kerk met bijbehorende bloemen (vaak Aronskelken), etc. Voor specifieke vragen met betrekking tot de rooms-katholieke uitvaart kunt u zich wenden tot de site van het bisdom Utrecht.


Gebruiken van voor het 2de Vaticaanse concilie:
Na het overlijden werd staande of zittende rondom de overledene de rozenkrans gebeden. Wanneer dit direct na het overlijden was bad de priester -die (indien mogelijk) het heilig oliesel aan de stervende had toegediend- mee. Tevens werden 150 psalmen gebeden. In plaats hiervan werd ook wel het Onze Vader 15 keer gebeden en het Weesgegroet 150 maal. Volgens Verdwijnende muren van Paola Pisu e.a. kwam dit laatste vervangende gebruik van de Psalmen uit het Oosten des lands omdat het voor de 'gewone' man makkelijker was om het Onze vader en het Weesgegroet te herhalen dan telkens een Psalm te bidden. Bij dit bidden werd het leven, de dood en de verrijzenis van Christus herdacht.
's Avonds was er dan een avondwake bij de overledene, waarbij meestal als de gehele familie, buren en vrienden aanwezig waren, de gehele rozenkrans hardop werd gebeden.
Als de overledene thuis stond opgebaard werd er in zijn/haar directe nabijheid een of meerdere kaars(en) en/of waxinelichtje(s) voor een heiligenbeeldje brandende gehouden. De dodenwake werd meestal door de naaste familie tot het moment van de begrafenis gehouden. Op de dag van de begrafenis kwam meestal de priester nog een keer langs. Hij was dan gekleed in zijn zwarte soutane met daaroverheen een superplie, welke soms voorzien was van een paarse rouwrand van kant. Hij kwam dan om de overledene nog eenmaal met wijwater te besprenkelen. Het wijwater is immer het doopwater en het water waarmee men het kruisteken maakte wanneer men zich in de kerk begaf. Het herinnert dus aan de naamgeving van de overledenen en aan het betreden van Gods huis. Meestal werd tijdens het besprenkelen van de overledene het Onze Vader en/of Weesgegroet en/of Psalm 130 gebeden. (Uit de diepten o Heer, roep ik tot U, ....).

Daarna ging men gezamenlijk (en indien mogelijk in processie) naar de kerk. Daar werd dan de Requiemmis opgedragen. De kerk was dan vaak al op de Requiemmis ingericht. Dat betekende aanpassing van de normale altaar- en andere bekledingen aan de Requiemmis. De overledene werd met de voeten naar het altaar voorin de kerk geplaatst op een met zwarte doeken afgezette baar. Rondom de baar werden dan een aantal standaards geplaatst met brandende kaarsen.

Terug naar inhoudsopgave Religie

Terug naar inhoudsopgave Uitvaart encyclopedie