28 juni 2002

Convenant lijkhoezen

De Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen, verder te noemen: de LOB, enerzijds en

het Platform Uitvaartwezen, anderzijds,

samen te noemen: partijen,

overwegende

- dat de stoffelijke overschotten van overledenen die worden begraven op een zo natuurlijk mogelij­ke wijze zonder onnodige belemmeringen dienen te ontbinden;

- dat werknemers van begraafplaatsen en bedrijven die belast zijn met opgravingen en ruimingen niet onnodig fysiek en psychisch belast moeten worden;

- dat de grond en het grondwater op een begraafplaats zo min mogelijk met niet natuur­lijk verteerba­re stoffen en materialen als gevolg van een begraving vervuild dienen te worden;

- dat de LOB begin 2002 haar leden heeft geadviseerd om een aantal regelende en feitelijke maatre­gelen te treffen om het bovenstaande tegen te gaan, te handha­ven en te controleren;

komen overeen als volgt.

1. Partijen binden hun leden zich te houden aan de navolgende afspraken.

Lijkhoezen

2.1. Partijen hanteren als uitgangspunt dat bij een begrafenis slechts in omstandigheden dat dit voor de volksgezondheid en de arbeidsomstandigheden van personeel van partijen dringend wen­selijk of noodzakelijk is, lijkhoezen worden gebruikt en geaccepteerd.

2.2. Partijen leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkhoezen die voldoen aan in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechtelijke verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of alge­me­ne voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gas­sen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Op dit moment zijn die regels vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998.

2.3. Partijen zullen de rijksoverheid vragen te voorzien in een onafhankelijk en neutraal instituut, zijnde een overheidsdienst of een andere instelling, die beoordeelt en vaststelt welke merken en typen lijkhoezen voldoen aan de in het vorige lid bedoelde regels. Zolang als zodanig geen over­heidsdienst of andere instelling door de rijksoverheid is aangewezen, zal de LOB dit beoordelen en vaststellen.

2.4. Partijen erkennen dat begraafplaatsen bevoegd zijn om de juiste toepassing van de in het tweede lid bedoelde regels te handhaven, te controleren en eventueel te sanctioneren, naast de reeds van toepassing zijnde regels van het strafrecht. Begraafplaatsen en crematoria zullen evenwel slechts controleren in die gevallen, waarin ernstige en gerechtvaardigde twijfel be­staat of de aanbie­der van een stoffelijk overschot zich aan de afspraken van dit convenant en de in het tweede lid bedoelde regels houdt.

Zinken binnenkisten

3. Er worden bij begrafenissen geen kisten met een zinken binnenkist aangeboden of geaccepteerd, tenzij het om een tijdelijke begrafenis in afwachting van vervoer naar het buitenland gaat.

Kleding en grafgiften

4.1 De leden van het Platform adviseren nabestaanden om een overledene zo min mogelijk te kleden met kle­ding die onnodig en in een kist niet zichtbaar is (zoals schoeisel, panty's) en zo veel mogelijk in kleding van natuurlijke en ademende materialen. De wens van de overledene en die van de nabe­staanden is evenwel doorslaggevend.

4.2. Overledenen mogen niet worden gekleed in rubber, latex of andere zuurstof ondoorlatende kle­ding en schoeisel.

4.3. Er worden geen niet-verteerbare, breekbare, glazen en harde kunststoffen voorwerpen in een kist bijge­voegd.

4.4. Indien nabestaanden de dringende wens hebben om van het vorenstaande af te wijken, pleegt een uitvaartverzorger overleg met de beheerder van de begraafplaats, die eventueel zelf met de nabestaanden contact opneemt. De beheerder is en blijft verantwoordelijk voor de materialen en voorwerpen die hij ter begraving toelaat.

Overgangssituatie

5. Indien de organisaties van toeleveranciers of andere leveranciers aan partijen kunnen melden dat hun leden voor binnenlands gebruik uitsluitend nog hoezen leveren die aan de in artikel 2.2 bedoelde regels voldoen, zal door partijen een datum worden bepaald per wanneer personen die een begrafe­nis bij een lid van de LOB aanmelden geen bewijs van aankoop van een lijkhoes meer hoeven te overleggen, indien bij een begrafenis een hoes is gebruikt. Het feit dat een hoes is gebruikt en van welk merk, dient wel altijd te worden gemeld.

Ingangstermijn

6.1. Dit convenant treedt in werking op 1 juli 2002.

6.2. Partijen verplichten zich zo spoedig mogelijk na ondertekening hun leden van de inhoud van het convenant in kennis te stellen.

6.3. Partijen zullen ook niet in het Platform Uitvaartwezen vertegenwoordigde organisaties uitnodi­gen om dit convenant mede te tekenen.

6.4. Het convenant heeft geen binding voor niet-leden van partijen.

Getekend te Wassenaar/Breda, 1 juli 2002

Bestuur LOB, 

Mr. W.G.H.M. van der Putten, voorzitter.

Platform Uitvaartwezen,

Mr. Chr.G.J. Rutten, voorzitter.